De z. brengen de door hen ontvangen prikkels langs de zenuwen over naar de hersenen, waardoor het individu deze prikkels kan waarnemen. Er worden 5 z. onderscheiden nl. het reuk-, het smaak-, het gehoor-, het gezichts- en het tast- of gevoelsorgaan.
Het reukorgaan bevindt zich achter de neusholte in het zeefbeen, dat de voorwand van de schedel helpt vormen. Het zetelt in het slijmvlies, dat dit been bekleedt. Vanuit dit slijmvlies dringen de reukzenuwen door dit been de hersenholte binnen, vandaar de naam zeef-(doorzeefd) been.
Het smaakorgaan zetelt voorn. in 2 papillen-paren boven op de tongwortel. Zij bevinden zich vlak voor de plaats, waar de tong d.m.v. het tongbeen aan de onderkant van de schedel bevestigd is. Deze smaakpapillen zijn grote, vlakke uitwendig gekerfde verhevenheden.
Het gehoororgaan bestaat uit 3 delen: het uitwendige oor, het middenoor en het inwendige oor. Het uitwendige oor bestaat uit de oorschelp, die de geluiden opvangt en de uitwendige gehoorgang, die van het middenoor gescheiden is door het trommelvlies. Dit trommelvlies vangt de geluidstrillingen op en plant deze trillingen over naar het middenoor en het inwendige oor. Van hieruit worden de ontvangen prikkels door de gehoorzenuw naar de hersenen overgebracht.
Het gezichtsorgaan zetelt in het oog, een zeer samengesteld orgaan, dat de vorm van een kogel heeft en oogbol genoemd wordt. De oogbol wordt bekleed door een vlies. Het gedeelte van dit vlies, dat tussen de oogleden zichtbaar is, heet hoornvlies. Dit hoornvlies, de cornea, is doorzichtig en bolvormig. De rest van de oogbol wordt omgeven door liet harde oogvlies, de sclera, die wit is van kleur (het wit van het oog) en ondoorzichtig; het ligt binnen de oogholte. Achter de cornea bevindt zich de iris, het regenboogvlies, dat in het midden een opening heeft, die de lichtstralen doorlaat.
De iris verleent aan het oog de kleur en is een plat vlies, dat de voorste oogkamer, die tussen cornea en iris gelegen is, naar achteren afsluit. Deze oogkamer is gevuld met een eveneens doorzichtige vloeistof. Direct achter de iris ligt de lens, een naar de voor- en de achterzijde bolvormige, doorzichtige schijf. Achter deze lens bevindt zich een grote ruimte, de grote holte van de oogbol, wederom gevuld met een doorzichtige vloeistof, het z.g. glaslichaam. Cornea, voorste oogkamer, lens en glaslichaam vormen de lichtbrekende elementen van het oog. Achter het glaslichaam wordt de oogbol van binnen bekleed door het netvlies, de retina.
In deze retina eindigen de fijne vertakkingen van de oogzenuw. De retina neemt de lichtprikkels op en geeft het hierbij ontstaande beeld langs de oogzenuw door naar de hersenen.
Het tastorgaan zetelt in de huid.