(zw) De zw van een voedermiddel is het getal dat aangeeft hoeveel kg verteerbaar zetmeel met 100 kg van dat voedermiddel in vetvormend vermogen overeenkomen. (Haver heeft een zw van 61, d.w.z. dat 61 kg verteerbaar zetmeel in vetvormend vermogen overeenkomen met 100 kg haver.) Uit de definitie volgt dat de z. een onbenoemd getal is; de aanduiding grammen, resp. kilogrammen zw is dus onjuist. Het begrip zw is afkomstig van O.
KELL.NER, de grondlegger van de netto-energiewaardering. De waarde van de voedermiddelen is door KELLNER uitgedrukt in hun vervormend vermogen, waarbij als eenheid werd aangenomen de hoeveelheid vet die bij volwassen ossen uit 1 kg verteerbaar zetmeel gevormd kon worden (d.i. 248 g vet bij volwassen ossen, d.w.z. ongeveer 2360 netto kcal). Ofschoon het nuttig effect bij andere productierichtingen anders is, is het toch gerechtvaardigd met deze zw te rekenen, omdat dan ook de vergelijkingsbasis (verteerbaar zetmeel) in dezelfde mate verandert. De zw heeft ingang gevonden in de Duits sprekende landen, Benelux en Gr.Britt. Een nadeel van deze maatstaf is wellicht dat zij de praktijk weinig zegt. De voedereenheid gebaseerd op gerst, een bekend begrip bij de boer, is daarvoor veel gemakkelijker.