Ten einde de grond in de fruitteelt zoveel mogelijk te benutten plant men tussen de bomen, die tot in verre toekomst vruchten moeten voortbrengen (de z.g. blijvers), vruchtbomen van diverse vruchtsoorten, die door hun uitzonderlijke vruchtbaarheid, eventueel veroorzaakt door het enten op z.g. verzwakkende onderstammen, reeds spoedig na het planten vruchtbaar worden en geen grote uitbreiding krijgen. Dit zijn de z.g. wijkers.
Zodra deze planten de blijvers gaan hinderen worden ze verwijderd. Men behoeft ze niet te vernietigen, doch kan ze in vele gevallen naar een andere plaats overbrengen. Dit verplanten doet men voorn. bij de pitvruchtigen.