Agrarisch Encyclopedie

Veerman (1954)

Gepubliceerd op 17-11-2021

Vormgetal

betekenis & definitie

(gewoonlijk aangeduid met het symbool f) noemt men in de houtmeetkunde het verhoudingsgetal tussen het werkelijke volume van een stam of boom en het volume van een cylinder met de gemeten diameter als grondvlak en de boomhoogte als hoogte. de inhoud van een stam is dus: v = g.h.f, waarin v = volume, g = grondvlak, h = hoogte en f = vormgetal. Al naar de keuze van de te meten diameter van de stam onderscheidt men absolute, echte en onechte v.

De absolute hebben betrekking op de diameter aan de stamvoet, de echte op de diameter op een constant deel van de boomhoogte (b.v. 1/10 of 1/20 ) en de onechte op een vaste hoogte (meest 1,30 m) boven de grond. De absolute en echte v. zijn alleen afhankelijk van de stamvorm, de onechte echter bovendien van de boomhoogte; hoe hoger de boom, hoe lager het v. Toch worden in de praktijk de onechte borsthoogte v. het meest gebruikt, wegens de gemakkelijke diametermeting. Voor de absolute v. vormt de moeilijke meting en de onregelmatige doorsnede van de stamvoet, voor de echte v. de voor elke boom wisselende meethoogte een overwegend bezwaar. Voor de praktijk zijn tabellen, z.g. vormgetaltafels, samengesteld, waarin men voor elke houtsoort naar diameter en hoogte het onechte v. kan opslaan. Het v. vertoont bij dezelfde diameter en hoogte van de boom een nogal ruime variatie en daarom moet de gemiddelde waarde uit een groot aantal waarnemingen worden vastgesteld.

De v. kubering is daardoor minder nauwkeurig voor de enkele boom, maar meer geschikt voor opstanden, waarbij het steeds om grote aantallen gaat en de natuurlijke variatie zich vereffent. Naast de enkel v. in vormgetal tafels kent men opstands-v. voor de gehele opstand, die men in opbrengsttafels vindt opgegeven. Verder onderscheidt men nog boom-, spilhout-, stamhout- en dikhoulvormgelallen al naargelang deze betrekking hebben op de boom-, spilhout-, stamhout- of dikhoutmassa.

< >