Agrarisch Encyclopedie

Veerman (1954)

Gepubliceerd op 17-11-2021

Veer

betekenis & definitie

1. V. komen alleen bij vogels voor en zijn evenals de haren der zoogdieren vormingen van de opperhuid.

Men onderscheidt 3 soorten veren nl.: a. dons-v., die het lichaam bedekken, los van bouw zijn en door het insluiten van een flinke luchtlaag een isolerende werking hebben en dus het lichaam beschermen tegen afkoelen;
b. dek-v., die steviger zijn dan de dons-v. en door een dakpansgewijze ligging het donskleed afsluiten;
c. pennen of stijve v. voorkomend aan de vleugels en staart, waar ze resp. dienen voor het vliegen (slagpennen) en sturen (stuurpennen).

Een v. bestaat uit:

a. de spoel, een korte buis die voor de helft in het veerzakje verborgen zit; hierin bevindt zich de z.g. ziel, resten van de delen die tijdens de groei van de v. de voedingsstoffen toevoerden;
b. de schacht, de elastische as van de veer en
c. de beide vlaggen aan weerszijden van de schacht.

Deze vlaggen bestaan uit evenwijdig aan elkaar verlopende baarden, die weer baardjes dragen, welke laatste met kleine haakjes in elkaar grijpen, waardoor de vlaggen tot één samenhangend geheel worden. Als de baardjes ontbreken, dan hangen de baarden los van elkaar, zoals dat bij dons-v. is waar te nemen. Jonge vogels hebben alleen dons-v.

De v. vallen op geregelde tijden uit om door nieuwe te worden vervangen (rui).

Speciale v., b.v. bij de haan, dienen als sier-v. De voornaamste zijn de hals-v., de zadel-v. en de sikkel-v. De eerste zijn de lange, meestal puntig toelopende v. aan de hals; de tweede komen voor op het achterste deel van de rug; de laatste zijn ingeplant op de stuit.

2. (bosb.) Klein boomplantsoen voor het aanleggen van bosculturen of laanbeplantingen.

< >