Het land moet voor deze wijze van waterverstrekking intensief vergraven worden. Men verdeelt de akker in stroken van 10 à 12 m breedte, welke in dakvorm liggen.
Het water wordt aangevoerd op de nok en stroomt in een dunne laag naar beneden, waar het opgevangen wordt in een afvoergoot, ten einde meer benedenstrooms opnieuw te worden gebruikt. Slechts in bijzondere gevallen toegepast, b.v. in Italië.