(1773-1854) kwam op 14-jarige leeftijd uit Duitsl. naar Adam. Daar legde hij zich toe op de bestudering van de natuurwetenschappen, vooral de botanie.
Hij werd hoogleraar te Harderwijk, later aan het Athenaeum te A’dam, om in 1816 naar Java uitgezonden te worden als Directeur tot de zaken van de landb., kunsten en wetenschappen. In 1817 begon hij met de aanleg van een tuin te Buitenzorg (Bogor), die tot ‘s Lands Plantentuin uitgroeide. Hij maakte enige reizen door de archipel, waarbij hij veel aandacht schonk aan de flora; een reisverslag verscheen pas na zijn dood. In 1823 keerde hij naar Ned. terug om te Leiden het hoogleraarschap in de chemie, botanie, geologie en mineralogie te aanvaarden.