is het volledige, enkele of haploide stel chromosomen van een soort. Iedere soort bezit i.h.a. zijn eigen karakteristieke g., niet alleen constant wat het aantal chromosomen betreft (aangeduid met n), maar ook wat betreft vorm en grootte van elk der n individuele chromosomen.
De geslachtscellen of gameten bevatten in hun kern normaal één g.; ze zijn haploid (n).Bij de bevruchting versmelt de kern van de ♂ geslachtscel met die van de eicel; de kern van de bevruchte eicel of zygote bevat daardoor twee g.; ze is diploid (2n). Per g. varieert voor de verschillende soorten het aantal chromosomen van 1 (Ascaris) tot enkele honderden. Rogge heeft b.v. een g. van 7 chromosomen (2n = 14) en de mens een g. van 24 (2n = 48).
Wanneer twee verschillende soorten gekruist worden, bevatten de lichaamscellen van de soort-bastaard twee verschillende g., nl. dat van elk der beide oudersoorten.