Agrarisch Encyclopedie

Veerman (1954)

Gepubliceerd op 21-01-2021

Champignon

betekenis & definitie

De Franse naam voor alle paddenstoelen, wordt in het Ned. en Duits slechts gebruikt voor de beste eetbare soorten, die tot het gesl. Psalliota behoren (fam.

Agariaceae, plaatjeszwamrnen). Dit gesl. bezit evenals Agaricus straalsgewijs geplaatste, dunne platen aan de onderkant van de zachtvlezige hoed, die na het afrijpen wegrot. Het jonge vruchtlichaam is geheel in een zakje of beurs opgesloten, die na enige tijd openbarst om de zich snel ontwikkelende, gesteelde hoed door te laten. Het beursje blijft aan de voet van de steel zitten; hogerop draagt die steel nog een manchet. Psalliota verschilt door de donkerbruine kleur der sporen van Agaricus met witte sporen; vroeger werd dit gesl. ruimer opgevat, zodat de meest gewaardeerde, en ook op vrij grote schaal gesteelde Psalliota campestris in de lit. nog vaak vermeld staat als Agaricus campestris. Deze soort wordt door leken nog wel eens verward met de giftige Amanita phalloides, die er echter van te onderscheiden is door de in de bovenhelft holle steel, de knotsvormige verdikking aan de steelvoet, het kleverig oppervlak van de hoed met verspreide brokstukken van de beurs als bij de bekende vliegenzwam.

De c. werden in Ned. reeds sedert lang, maar in zeer bescheiden omvang geteeld in de grotten van de St Pietersberg. Die teelt was zeer wisselvallig, daar men onvoldoende op de hoogte was van de gunstigste groeivoorwaarden en bovendien temp. en vochtigheid in die ruimten niet voldoende kon regelen. De grotten geven als teelt-terrein wel enige voordelen, maar de teelt is veel zekerder uit te voeren in speciaal voor dat doel gebouwde huizen, waar men temp. en luchtvochtigheid geheel naar believen kan regelen. De c. worden geteeld in een compost-laag van paardenmest en kort versneden tarwestro, dat grondig doorweekt moet worden en van bepaalde voedingszouten voorzien.

Het geheel wordt verscheidene malen omgezet om tenslotte gedurende een etmaal gehouden te worden op een temp. van 55-60°C. Op lagen daarvan wordt het broed uitgezet (temp. 25°C, luchtvochtigheid ca 90%) en na 14 dagen afgedekt met ook weer speciaal toe te bereiden dekaarde. De compost kan ook worden bereid zonder paardenmest; men heeft dan enige kunstmengsels nodig en de broei dient langer te worden voortgezet. In Ned. zijn thans reeds 15 van deze champignonhuizen in gebruik, die per jaar ca 300.000 kg product leveren; op enige veilingen worden c. al dagelijks aangevoerd; de vraag naar deze delicatesse is stijgend.

C. worden in België veelvuldig geteeld in de in onbruik geraakte mergelgroeven tussen Visé (Wezel) en Maastricht. Verder teelt men c. in oude brouwerij kelders en in daartoe speciaal ingerichte gebouwen, vooral in de omgeving van Brussel en verder verspreid rond de verschillende steden.

De door een holle steel van de voorgaande verschillende Psalliota arvensis, de wcien-c., wordt door liefhebbers ook zeer gewaardeerd, maar in cultuur is deze niet.

In Indon. komt op rottende hopen van zeer uiteenlopend plantenmateriaal voor een eetbare vorm van Volvaria volvacea, uit dezelfde onderfam. der Agariaceae, die in W.Java zelfs vrij veelvuldig geteeld wordt op uit rijststro bereide compost.

J. G. B. BEUMÉE / L. VAN HOVE.

< >