Agrarisch Encyclopedie

Veerman (1954)

Gepubliceerd op 21-01-2021

Agrarische planologie

betekenis & definitie

De term a.p. werd gevormd door de CASSERES en voor het eerst gebruikt in diens Beginselen der a.p.

De taak van de a.p. is de ruimtelijke organisatie van de landbouw, omvattend akker- en weidebouw, tuinbouw en bosbouw. Agrarische planning en a.p. zijn niet identiek.

De agrarische planning heeft betrekking op de landbouwproductie en

distributie, terwijl de a.p. ten doel heeft de door de agrarische planning ontworpen agronomische en landbouw-economische maatregelen ruimtelijk mogelijk te maken, daarbij strevend naar een harmonie tussen het nuttige en het schone.

Daar de a.p. betrekking heeft op de landelijke ruimte, maakt zij gebruik van de landschapsplanologie, waarmede zij een eenheid vormt.

In Ned. is een der hoofdopgaven der planologie te streven naar een dusdanige stedelijke uitbreiding, dat zo weinig mogelijk landbouwgrond daardoor verloren gaat. Door een schone organisatie van het landbouwgebied kan de a.p. ertoe bijdragen tot een nieuw recreatiebegrip te komen, waarmede zowel de stedelijke bevolking als de landbouw gediend wordt. de bevolkingsdruk veroorzaakt in ons land een jaarlijks verlies van ca 2400 ha grond voor volkshuisvesting, industrie etc.

Dit komt neer op het ongedaan maken van de landwinst van de Wieringermeerpolder binnen acht jaar. Men ziet hieruit, dat de a.p. een belangrijke opgave heeft, niet alleen voor de landbouw, maar ook voor de stedelijke bevolking, welker bestaansvoorwaarde door de landbouw gevormd wordt.

Een zeer belangrijke taak heeft de a.p. bij alle ruimtelijke maatregelen in het landbouwgebied. In het bijzonder bij de ruilverkaveling, waar de taak van de a.p. van overwegend belang is. Alle Ned. polders, ook de oudste, kunnen als voorbeelden van agrarisch-planologische werkzaamheid woorden beschouwd.

Recente voorbeelden van grote agrarisch-planologische projecten zijn: de Wieringermeerpolder en de N.O.-polder. Bij de behandeling van de problemen ontstaan door de stormvloed van 31 Januari 1953 in het Z.W. des lands, heeft de a.p. een belangrijke taak te vervullen. Gemeentelijke uitbreidingsplannen, streekplannen en het nationale plan, hebben alle voorname agrarisch-planologische aspecten. In de praktijk wordt door de a.p.-instanties gestreefd naar een dusdanige regeling van het grondgebruik, dat zo weinig mogelijk knellende bepalingen voor de landbouw ontstaan.

Enge en gedetailleerde voorschriften voor de agrarische bebouwing betekenen een keurslijf, waardoor de bedrijfsvoering en daarbovenuit de landbouwproductie, nadelig wordt beïnvloed. Beperking is hier dus geboden. Bij de bestemming van de grond en de voorschriften voor de bebouwing in het agrarische gebied, dient te worden volstaan met de globale bestemmingsregeling: landbouwgrond. Slechts in bijzondere gevallen zal hier van afgeweken dienen te worden.

De a.p. heeft een belangrijke taak voor de ruimtelijke voorzieningen in het landbouwgebied: aanleg van kanalen, wegen, vliegvelden, energievoorziening, etc., met het doel tot een harmonische en voor de landbouw- gunstige oplossing van al deze openbare werken te geraken. In het algemeen zal het streven er op gericht moeten zijn, dat bij al deze werken de grootst mogelijke beperking in acht genomen wordt, teneinde het toch reeds schaarse landbouwareaal zoveel mogelijk intact te houden. Internationaal beschouwd, is een omvangrijke taak voor de a.p. weggelegd in het kader van de organisatie van minder ontwikkelde gebieden. Daar moet de werkwijze en uitvoering der a.p.-maatregelen aangepast worden aan de specifieke agrarische en ruimtelijke problematiek van de betreffende streek. J. M. DE CASSERES.

< >