De spanning, welke voortvloeit uit een absolute of relatieve wanverhouding tussen bevolking en bestaansbronnen. Van een absolute wanverhouding is sprake, wanneer de verhouding tussen bevolking en bestaansbronnen zodanig is, dat de voorziening in de meest elementaire levensbehoeften onvoldoende is en daardoor het leven van een groter of kleiner deel van de betreffende groep in gevaar verkeert, zoals b.v. in verschillende delen van Z.O.
Az. het geval is. Van een relatieve wanverhouding is sprake, wanneer de verhouding zodanig is, dat de voorziening in de meest elementaire levensbehoeften weliswaar niet in gevaar verkeert, doch deze niettemin zodanig is, dat ze bij de groep als geheel of bij een belangrijk deel hiervan aanleiding geeft tot een gevoel van onbehagen. Wanneer in de Westerse wereld sprake is van een b., is dit vrijwel steeds een relatieve b. B. demonstreert zich hier door blijvende werkloosheid en/of een levensstandaard, die door de betreffende bevolking als onvoldoende wordt beschouwd. Wat een voldoende levensstandaard is, is niet objectief vast te stellen en zo is in wezen b. dan ook een subjectief begrip, afhankelijk van de opvattingen en gevoelens van de betreffende bevolkingsgroep: een levensstandaard, die in Eur. voldoende wordt geacht, zal men in Am. als geheel onvoldoende beschouwen.
B. is in principe dan ook geheel iets anders dan overbevolking. Overbevolking is in wezen een objectief meetbaar verschijnsel, terwijl in het begrip b. het subjectieve gevoel van de betreffende bevolkingsgroep van doorslaggevende betekenis is. Een land kan, zuiver econ. gezien, overbevolkt zijn, d.w.z. een bevolkingsdichtheid vertonen, die zodanig is, dat het gemiddelde reële inkomen per hoofd van de bevolking geringer is dan het zou zijn wanneer de bevolking minder dicht was, terwijl desondanks geen sociale spanningen optreden, die hun oorsprong vinden in de verhouding tussen bevolking en bestaansbronnen, m.a.w. geen b. aanwezig is.