legt door middel v/e lange legboor haar eieren i/h lichaam of i/d larven v. andere insecten. De zich ontwikkelende s.-larven voeden zich m/h lichaam v/h gastheer en verpoppen daarin, als het geheel is leeggegeten.
Sluis, waterkeering met sluisdeuren.Men onderscheidt : keer-, inlaat-, spui-, schut- en uitwateringssluizen. Keersluizen moeten te hoogen waterstand keeren; inlaat sluizen moeten water binnenlaten b.v. in droge zomers i/d polders, dienen in oorlogstijd v. inundatie. Spuisluizen worden bij laag water geopend o/h bij vloed binnengelaten of door andere redenen overtollige water te spuien. Schutsluizen bestaan uit een kolk, aan weerszijden door dubbele sluisdeuren afgesloten en dienen om schepen te schutten in kanalen of andere waterwegen met sterk verval (d.w.z. ongelijk peil). Sluizen aan zee en aan riviermonden zijn speciaal voorzien v. hooge en zware stormdeuren, en vloed- en ebdeuren. Waaiersluizen zijn zoodanig ingericht, dat zij bij elken waterstand geopend en gesloten kunnen worden. (Zie ook: duiker.)