geologie, wetenschap der aardkorst, verdeeld in geogenie of historische a. (ontstaan en ontwikkeling), geotektoniek (bouw), petrografie (samenstellende gesteenten), palaeontologie (versteeningen) en geognosie (tegenwoordige toestand), in de XVIIe en XVIIIe eeuw opgekomen, toen de leer van het Neptunisme meende, dat de gesteenten door liet water afgezet waren en die van het Plutonisme aan het vuur een voorname rol toekende. → Cuvier's ealastrophentheorie op grond der → fossielen is in de XIXe eeuw opgevolgd door het actualisme, de grondslag der tegenw. a., dat de veranderingen der aardkorst verklaart uit de krach!en, die thans nog werkzaam zijn (dynamische a.). De bepaling v/d ouderdom der aardlagen kan slechts betrekkelijk zijn (→ geologische formaties).
De gesch. der aarde wordt in 5 tijdperken verdeeld (samen 1700—2100 millioen jaren omvattend). In het Archaicum vormde zich een korst van stollingsgesteenten, waarop in de 4 volgende perioden (primair, secundair tertiair, kwartair) de verschillende afzettingsgesteenten uit het water bezonken, welke met uit de pyrosfeer omhoog gedrongen uitvloeiingsgesteenten zijn vermengd.