Als de mooie, zonnige dagen komen, is het de aangewezen tijd om bellen te gaan blazen. Want ook zeepbellen hebben haar vasten tijd van het jaar zoogoed als knikkers en bal, tol en vlieger.
Hier volgt voor de jeugd een goed recept om mooi „taai” zeepwater te krijgen, waaruit ongelooflijk sterke, groote bellen te blazen zijn:
Eerst maak je een vreeselijk sterk zeepsop van lauw water en goede zeep. Dat giet je door een fijn doekje heen. Dan doe je er glycerine bij: twee deelen glycerine tegen drie deelen zeepwater. Dat schud je goed door elkaar, en zet dan het mengsel ergens op een rustig plaatsje, en je raakt het niet meer aan, voor er aan de oppervlakte een soort witte korst is gekomen. Die korst neem je er af. En dan giet je de resteerende vloeistof in een flesch, die je stevig toekurkt; en je zeepwater is klaar. Als je wilt bellen blazen, giet je maar wat van die vloeistof in een bakje, en je zult zien, wat een stevige bellen dat worden! Het overblijvende zeepwater giet je weer terug in de flesch en zet die gekurkt weg tot een volgenden keer: het zeepwater blijft goed tot den laatsten droppel.
Gewoonlijk wordt voor het zeepbellen blazen een aarden pijp gebruikt of een rietje. En daar zijn al aardige effecten mee te bereiken. Maar wil je héél groote bellen krijgen, neem dan een klein keuken-trechtertje of een kindertrompetje (waar geen muziek meer in zijn mag). Daar kun je zeepbellen mee maken van dertig tot veertig centimeter in doorsnee! Als die de lucht ingaan in de zon . . . !