Een vijvertje met vissen en waterplanten is in elke tuin een aantrekkelijk ornament. Goudvissen, winde, shubunkin en andere koudwatervissen zijn geschikt voor zo’n vijver.
Ze zullen er goed gedijen, lang leven en zich voortplanten. Vreedzame soorten van ongeveer gelijke grootte (minstens 5 cm) kunnen een gemengde waterbevolking vormen. Waterplanten en algen, kleine waterdieren, verdronken insekten dienen de vissen als voedsel.Het aanleggen van een vijver. Kies een tamelijk zonnige plek; niet onder bomen. Zet de vorm uit in de tuin en graaf dan een kuil uit van 90 cm diep. Maak in de kuil een richel voor de planten voor ondiep water.
De vijver kan gemaakt worden van baksteen of beton.
Kunststoffolie is niet zo lang houdbaar, maar is er ook PVC met nylon versterkt waaraan men een jaar of tien plezier kan hebben. Nog beter is synthetisch rubber. De bodem van de kuil wordt goed aangestampt en kantige stenen worden verwijderd. De voorgevormde vijver wordt in de kuil gezet en met een waterpas wordt de stand gecontroleerd. Legt men een folie, dan worden de randen verzwaard met stenen. Dan wordt de folie met water gevuld zodat de vorm van de kuil wordt verkregen.
De folie laat men een 15 cm over de rand uitsteken. Die rand wordt afgewerkt met stenen of tegels. Deze mogen iets over het water uitsteken. Tenslotte zet men de planten in de vijver. Voor de vissen hun nieuwe woning mogen betrekken wacht u nog een week.
Vljverplanten. Groene planten zorgen door fotosynthese ook voor het verminderen van het kooldioxydegehalte van het water. Er komt tevens zuurstof vrij die weer aan het water wordt afgegeven. Oeverplanten moeten in ondiep water staan. Geschikt zijn dotterbloemen (a). Waterlelies zijn voor het diepe water (b).
Men zet ze vaak in manden van plastic. Elodea crispa (c) doet het goed in 60 cm diep water. De waterhyacint (d) is een drijvende plant voor warmer water.