Historische figuren van de Lage Landen

Dankers en Verheul (1965)

Gepubliceerd op 13-05-2021

Groot, hugo de

betekenis & definitie

(Hugo Grotius; 1583-1645) Nederlands jurist en schrijver. Vestigde zich in 1599 als advocaat te Den Haag, werd in 1607 advocaat-fiscaal bij het Hof van Holland en in 1613 pensionaris van Rotterdam.

Als remonstrant gearresteerd en overgebracht naar slot Loevestein (1618), vanwaar hij drie jaar later m.b.v. zijn vrouw Maria van Reigersberch en het dienstmeisje Elsje van Houweningen in een boekenkist ontsnapte. Verbleef sindsdien (met een korte onderbreking in 1631) in het buitenland, vanaf 1635 als gezant van Zweden. Als jurist wereldvermaard door o.a. De iure be/li ac pacis (1625; 'Over het recht van oorlog en vrede'), De veritate religionis Christianae (1627; Over de waarheid van het christelijk geloof), De iure praedae (1604; Over het recht van debuit) met daarin het Mare liberum (Vrije zee). Zijn Inleydinge tot de Hollantsche rechtsgeleertheit (1631) heeft eeuwenlang dienst gedaan als 'inleiding' voor aankomende juristen. Was verder een groot kenner van de klassieken (verzorgde diverse uitgaven) en de theologie.