(geb. 1886) Nederlands socialistisch politicus. Aanvankelijk stenograaf bij de Staten- Generaal (1907-19), later gemeenteraadslid voor de SDAP in Den Haag (1913-41) en aldaar wethouder (1919-33).
Statenlid van Zuid-Holland (1919-41) en kamerlid vanaf 1933. Tijdens de bezetting was hij politiek actief in de illegaliteit. In 1944 benoemd in het College van Vertrouwensmannen. Tijdens de wederopbouw minister van Sociale Zaken (1945-48) en daar- na tot 1958 minister-president van vier kabinetten. Voorstander van samenwerking met andere partijen, waardoor de SDAP - en vanaf 1946 de PvdA - regeringsverantwoordelijkheid kon nemen. Grote rol bij invoering sociale wetgeving: o.a. Algemene Ouderdomswet (AOW, 1956), gebaseerd op zijnNoodwet Ouderdomsvoorziening (1947), vandaar zijn bijnaam 'Vadertje Drees'. Trok zich in 1958 terug uit de politiek. Sindsdien minister van Staat. Verliet in 1971 de PvdA.