Het juiste woord

Dr. L. Brouwers (1928)

Gepubliceerd op 20-03-2024

Inschikkelijk

betekenis & definitie

Adjectief: inschikkelijk, inschikkend, toegevend, toegeeflijk, zacht, willig, slap, coulant, accommodabel (akk...).

Werkwoord: het schikkelijk (schappelijk) met iem. maken, inschikken, iem. met een zacht lijntje ergens toe brengen, zich laten vinden, iem. sparen, iem. genadig behandelen, niet al te rechtvaardig willen zijn, iem. ontzien, toegeven, afslaan, consideratie (kon...) gebruiken, het touwtje wat vieren, schot geven, de schoot vieren, de breidel op de hals laten, met iem. geduld hebben, iem. tegemoet komen, iem. in ’t gevlij komen, door de vingers zien, de hand met iets lichten, de dorsende os niet muilbanden, de ogen sluiten, een oogje dicht doen, iets oogluikend toelaten, van de Olympus afdalen, water in zijn wijn doen, weten te geven en te nemen, men moet wel eens een reefje inbinden, niet zo nauw kijken, de wetten soepel toepassen, versoepelen, niet ferm genoeg zijn.

Naamwoord: inschikkelijkheid, toegevendheid, toegeeflijkheid, indulgentie, faciliteit, consideratie (kon...), conniventie, accommodatie (akk...).

Bijwoord: met slappe hand.

Spreekwoord: die niet door de vingers ziet, die past in de wereld niet; die alles door de vingers ziet, heeft geen bril van doen; olie met azijn gemengd maakt de beste saus; voor kleine honden kleine banden; lieve kinderen mogen wel een potje breken; ’t is zeker een zwak man, die niet eens dreigen kan; die de roede spaart, haat zijn kind; een aap uit al te grote min, die perst zijn jong de lenden in; zingende kinderen maken schreiende moeders; zachte (heel) meesters maken stinkende (kwade) wonden.