Handelslexicon

J. Hagers (1910)

Gepubliceerd op 14-03-2019

Kassier

betekenis & definitie

Kassier - persoon, aan wien tegen genot van zeker loon of provisie gelden ter bewaring en uitbetaling worden toevertrouwd. W. v. K. art. 74 en 75.

De werkkring van den kassier omvat ook het incasseeren van wissels en andere binnenlandsche papieren en het beschikbaar houden der daarvoor ontvangen gelden ter uitbetaling aan den eigenaar, zoodra en op de wijze waarop deze dat verlangt, het inwisselen van coupons, enz. Ook: de beambte, die op een kantoor de kas houdt.