Groot wielerwoordenboek

Marc de Coster (2009)

Gepubliceerd op 25-05-2017

hel van het noorden

betekenis & definitie

Journalistencliché voor de laatste 20 km (tegenw. de laatste 100 km) van de wielerklassieker Parijs-Roubaix (sinds 1896 georganiseerd), berucht door de modder, de kasseien, het stof, de plassen en de kuilen. De uitdrukking werd voor het eerst gebruikt in 1919 door journalisten van het Franse sportblad L’Auto en had oorspronkelijk niets te maken met de roemruchte kasseien uit de Romeinse tijd, maar alles met het in de Eerste Wereldoorlog verwoeste landschap in het noorden van Frankrijk. De wegen in de buurt van de Somme waren omgetoverd in loopgraven en waren haast onbegaanbaar. Toen een redacteur van L’Auto tijdens Parijs-Roubaix naar de verkoolde bomen en de granaatputten in de weg keek, schreef hij een artikel over de hel van het noorden. De kasseistroken hebben er allemaal een eigen karakter (afdalingen, bochten, open velden) en een verschillende naam, gaande van ‘Rue de la Sucrerie’ tot het onheilspellende ‘Rue des Abattoirs’. De Deen Jorgen Leth draaide in 1976 de wielerfilm Sunday in heil, gebaseerd op de Parijs-Roubaix-editie van dat jaar. Toen werd de strijd gevoerd tussen Eddy Merckx, Roger de Vlaeminck, Freddy Maertens en Mare Demeyer. In de schaatssport is de ‘hel van het noorden’ de bijnaam van het elfstedentraject FranekerDokkum. Destijds leek dit traject op Klein-Siberië, met enorme sneeuwmassa’s. Je moest er meer doorheen klunen dan schaatsen.

Overigens schuilt het gevaar voor eentonigheid alleen in het verhaal over de warmte die de ‘hel van het noorden’ meer hel deed zijn dan wat ook. (Leeuwarder Courant, 01/07/1957)

Roger de Vlaeminck, ‘meneer Parijs-Roubaix’, bleef in de ‘hel van het Noorden’ bijvoorbeeld jarenlang voor valpartijen en lekke banden gespaard. (Benjo Maso: Het zweet der goden, 1990)