Groot wielerwoordenboek

Marc de Coster (2009)

Gepubliceerd op 25-05-2017

espoir

betekenis & definitie

19- tot 23-jarige renner die na zijn juniorentijd tussen wal en schip dreigt te vallen en waarvoor uci-voorzitter Verbruggen de categorie ‘espoir’ heeft bedacht. Ook wel: belofte.

Gretienus Gommers laat zich, zoals het een negentienjarige jongen betaamt, onwillig door moeder zoenen op beide wangen. Hij is zevende en eerste Nederlander geworden op het eerste EK espoirs, ver achter de Tsjech Jiri Pospisil, maar gezien de leeftijdsverschillen wordt het toch een felicitatie waard geacht, (de Volkskrant, 30/01/1995)

Een nieuw jaar, een nieuw geluid. De wieltjes zoeven nog op dezelfde toonhoogte, maar voor het overige verandert vrijwel alles in het wielerpeloton. Profs en amateurs bestaan niet meer. Daarvoor in de plaats komen de elite en de espoirs, de beloften. En de wedstrijdkalender voor betaalde renners is uitgedijd tot liefst 468 koersen. (Trouw, 04/01/1996)