Groot wielerwoordenboek

Marc de Coster (2009)

Gepubliceerd op 25-05-2017

doorhengsten, -kachelen, -peren, -sjassen, -stampen

betekenis & definitie

Stevig doorfietsen. Zie ook: kachelen; kletsen; sjassen.

Ik zag een gaatje van een paar decimeter. Daarna was het een kwestie van ‘doorhengsten’. (NRC Handelsblad, 19/03/1999)

Als ik in die kokende hitte zo een kilometer of tien had doorgesjast en tekenen van vermoeidheid begon te vertonen, kwamen die Spanjaarden zo fris als een hoentje naast me rijden en lachten me zelfs uit. (Wielerglorie, maart-april 1990)