Woordenboek der Grieksche en Romeinsche Oudheid

Z.C. de Boer, J.G. Schlimmer (1910)

Gepubliceerd op 07-06-2019

Tragoedia

betekenis & definitie

Tragoedia - τραγῳδία. Het grieksche treurspel heeft zijn oorsprong te danken aan den dithyrambus, en is dus een onderdeel van de Dionysusfeesten, de naam τραγῳδία is afgeleid van den bok (τράγος), die gedurende het feestgezang geofferd werd.

Thespis wordt algemeen als de schepper van het treurspel genoemd: terwijl namelijk vroeger de dithyrambische koorzangen afgewisseld werden door voordrachten van den koorleider, verving Th. in zijne werken, die overigens in inhoud en waarschijnlijk ook in vorm niet veel van den dithyrambus verschilden, deze verhalende voordrachten door gesprekken tusschen een tooneelspeler en het koor. Daarmede was de eerste stap van lyrische tot dramatische poëzie gedaan; daar dezelfde tooneelspeler door verandering van kleeding en masker in verschillende rollen konde optreden, was het reeds nu mogelijk sommige zeer eenvoudige handelingen af te spelen.

Op dezen grondslag werd nu door sommige dichters na Thespis (Phrynichus, Choerilus, Pratinas e. a.) voortgebouwd, en eindelijk bereikte het treurspel zijn hoogsten bloei onder de handen van Aeschylus, Sophocles en Euripides. Niet slechts dat hunne stukken als dichterlijke voortbrengselen, volgens de meening der ouden en voorzoover wij het kunnen beoordeelen, zoowel die van hunne voorgangers als van hunne tijdgenooten en navolgers overtroffen, maar door het laten optreden van meer tooneelspelers (waarbij echter de regel gold, dat niet meer dan drie tegelijk op het tooneel mochten zijn) en ook door het vereenigen der stukken tot trilogieën en tetralogieën, werd het hun mogelijk de handeling meer omvangrijk en afwisselend te maken, aanvulling door verhalen werd steeds minder noodig, terwijl voor de opvoering gewichtige hulpmiddelen gevonden werden in zorgvuldig gekozen decoraties en costumes.

Voor het koor is echter onder deze omstandigheden geen plaats meer als medewerker, zijne gezangen verminderen in omvang en beteekenis en dienen nog slechts om den dialoog door zang en dans af te wisselen, zij vormen niet meer een bestanddeel van de handeling zelve, maar begeleiden haar met de opmerkingen en raadgevingen van een “ideaal toeschouwer”. Den inhoud hunner stukken ontleenen de treurspeldichters aan de oude mythen, deze behandelen zij zoo, dat uit een gegeven toestand de gebeurtenissen zich volgens de wetten der noodzakelijkheid en in overeenstemming met de karakters der handelende personen ontwikkelen, totdat de catastrophe bereikt wordt, een keerpunt, dat den overgang van geluk tot ongeluk of omgekeerd vormt.

In de richting, door de drie groote meesters aangewezen, werkten gedurende de geheele oudheid talrijke navolgers, doch geen van hen schijnt meer dan een kortstondigen bijval gevonden te hebben, terwijl de stukken van Aeschylus, Sophocles en vooral Euripides nog vele eeuwen na hun dood herhaaldelijk werden opgevoerd.—Het rom. treurspel, waarvan Livius Andronīcus de eerste dichter was, is op weinige uitzonderingen na in vorm en inhoud eene navolging van het grieksche gebleven, sommige Rom. schreven zelfs stukken in het Grieksch.

< >