Woordenboek der Grieksche en Romeinsche Oudheid

Z.C. de Boer, J.G. Schlimmer (1910)

Gepubliceerd op 07-06-2019

Timon

betekenis & definitie

Timon - Τίμων, 1) Athener, een welgesteld en beschaafd man, die ten tijde van den peloponnesischen oorlog leefde en zich ten gevolge van bittere ervaringen uit de maatschappij terugtrok, vanwaar hij den naam van menschenhater (μισάνθρωπος) kreeg.—2) van Phlius, geb. 320, sceptisch wijsgeer, leerling van Stilpo en Pyrrho, gaf in verschillende steden onderwijs in de welsprekendheid en stierf te Athene, 90 jaar oud. Van zijne zeer talrijke werken waren het meest beroemd zijn spotdichten (σίλλοι) in hexameters, waarin verschillende wijsgeeren en wijsgeerige stelsels geparodiëerd werden.

< >