Minos - Μίνως, 1) zoon van Zeus en Eurōpa, later door Asterion (z.a.) aangenomen, dien hij als koning van Creta opvolgde. Hij geldt voor den grondlegger der vroege zeemacht van Creta en van de beroemde, oude cretensische staatsregeling. Na zijn dood werd hij rechter in de onderwereld.—2) kleinzoon van den vorigen, eveneens koning en wetgever van Creta.
Hij beweerde dat hij door de goden tot de regeering geroepen was; om dit te bewijzen, nam hij aan te toonen, dat ieder gebed van hem verhoord zou worden. Hij bad nu, dat Poseidon een stier uit de golven zoude doen opkomen, dien hij hem dan offeren zou; de stier verscheen inderdaad en M. werd koning. Hij offerde echter niet den beloofden stier, maar een minder schoonen, en hierover vertoornd boezemde Poseidon aan Pasiphaë, de gemalin van M., eene onnatuurlijke liefde voor het dier in, waarvan de Minotaurus de vrucht was; daarna maakte hij het razend, zoodat het groote verwoestingen aanrichtte, totdat het door Heracles gevangen werd.
M. voerde oorlog tegen Athene (z. Aegeus) en maakte het voor korten tijd schatplichtig. Toen Daedalus (z.a.), die voor hem het labyrinth gebouwd had, uit Creta gevlucht was en bij Cocalus op Sicilië een schuilplaats gevonden had, kwam M. hem daar opeischen; Cocalus deed alsof hij aan zijn eisch wilde voldoen en ontving hem vriendelijk, maar liet hem in een al te warm gemaakt bad stikken.—In de oudste mythen schijnt slechts van één persoon van den naam Minos sprake te zijn.
De verhalen omtrent den grooten bloei en macht van het rijk van M., worden door opgravingen van den laatsten tijd te Cnosus en Phaestus (z.a.) bevestigd.