Messenia - Μεσσηνία, Z.W. gewest der Peloponnēsus, in de oudheid bekend om zijn heerlijk klimaat, daar het in M. reeds zomer was, wanneer het in Laconica nog lente, in Arcadia nog winter was. Door de dichtbegroeide grensgebergten lag het tegen de koude winden beschut. Als oudste bewoners komen Leleges voor, waarbij later Argīvi en Aeoles kwamen.
In den Z.W. hoek woonden Dryopes. Bij de dorische volksverhuizing werd ook M. een dorische staat, met Stenyclārus tot hoofdstad. In de beide messenische oorlogen echter werd M. door de Spartanen veroverd, en de Messeniërs, die niet uitweken, werden tot Heloten gemaakt.
In 464 stonden de Messeniërs op, bij gelegenheid dat Sparta door eene aardbeving zwaar geteisterd was. De strijd duurde jaren lang, tot eindelijk de opstandelingen onder beding van vrijen aftocht de wapens neerlegden. Grootendeels trokken zij naar Naupactus (Lepanto), dat hun door de Atheners werd ingeruimd.
Na den peloponnesischen oorlog van daar verdreven, verstrooiden zij zich in verschillende richtingen. In 369 werd Messenia tot aan den Pamīsus door Epaminondas vrij gemaakt; de ballingen, door hem uitgenoodigd, bevolkten de nieuwe hoofdstad Messēne, en sedert dien tijd bleef het gewest onafhankelijk tot aan de rom. overheersching in 146.