Woordenboek der Grieksche en Romeinsche Oudheid

Z.C. de Boer, J.G. Schlimmer (1910)

Gepubliceerd op 18-06-2019

Herodotus

betekenis & definitie

Herodotus - Ἡρόδοτος, 1) geb. omstreeks 484 te Halicarnassus, zoon van Lyxes, werd reeds vroeg door den tyran Lygdamis genoodzaakt zijn vaderstad te verlaten; hij begaf zich naar Samus, van waar hij eerst terugkeerde om bij het verdrijven van den tyran behulpzaam te zijn; hij was echter bij zijne medeburgers niet bemind, en ging na eenigen tijd te Athene verblijf gehouden te hebben, waar hij veel met Pericles en Sophocles omging, zich in 444 te Thurii vestigen, dat toen juist door de Atheners op de plaats van het oude Sybaris gesticht was; hier stierf hij omstreeks 424. De door Her. nagelaten geschiedenis in 9 boeken, waaraan de alexandrijnsche geleerden de namen der Muzen gegeven hebben, munt zoozeer uit boven de werken zijner voorgangers op dit gebied, dat men hem niet zonder reden den vader der geschiedenis genoemd heeft. Hij is de eerste, die zich niet tevreden stelt met het bijeenzoeken en te boek stellen der overlevering, maar ook de geloofwaardigheid er van onderzoekt en kritiek uitoefent, wanneer hem dit althans niet onmogelijk wordt gemaakt door zijne onbekendheid met de talen van de volken, die hij bezocht, of door zijn blind geloof aan de mededeelingen van priesters, door wie hij zich bij voorkeur laat inlichten.

Hij onderscheidt zich vooral daardoor van de logografen, dat hij zich van het begin af schijnt voorgesteld te hebben een omvangrijk werk te schrijven, waarin wel bij gelegenheid het wetenswaardige uit de geschiedenis van vele landen en volken wordt ingevlochten, maar dat ten slotte toch één hoofdonderwerp heeft: den eeuwenouden strijd tusschen Grieken en barbaren, die in de perzische oorlogen tot eene beslissing komt. Naar dit plan loopt zijn verhaal geregeld voort van de troonsbestijging van Gyges tot de inneming van Sestus na den slag bij Mycale, en, hoe talrijke en soms omvangrijke episoden en uitweidingen ook den draad er van schijnen af te breken, altijd keert hij weder tot zijn onderwerp terug en overal blijft hij belangrijk en onderhoudend. Als bronnen voor zijn werk heeft hij ongetwijfeld oudere epische dichters en logografen geraadpleegd, voornamelijk echter bevat zijn werk dat, wat hij op zijne verre reizen zelf gezien en vernomen heeft, want Her. heeft bijna alle in zijn tijd voor Grieken toegankelijke landen bezocht: Klein- Azië, het O. tot Babylon, de kusten der Zwarte zee, Aegypte, Griekenland, Beneden-Italië en vele eilanden, overal nasporingen gedaan, gedenkteekenen van oude tijden onderzocht, enz.

Aan zijn werk arbeidde hij met lange tusschenpoozen gedurende zijn geheele leven, waarschijnlijk heeft hij er niet de laatste hand aan gelegd en is het niet bij zijn leven uitgegeven; wel hield hij nu en dan, bij feestelijke vergaderingen, te Olympia, Athene, Thebe en Corinthe, onder grooten bijval voorlezingen van enkele gedeelten. Hoewel in eene dorische stad geboren, schreef Her., in navolging van epici en logografen, in het ionisch dialect, dat trouwens te Halicarnassus ook gesproken werd; zijn eenvoudige, verhalende stijl weerspiegelt als het ware zijn waarheidsliefde en onpartijdigheid, die soms in twijfel getrokken zijn, maar bij ieder nieuw onderzoek meer boven bedenking verheven blijken.—2) van Thebe, overwinnaar in de isthmische spelen.—3) beeldhouwer, tijdgenoot van Praxiteles.—4) van Tarsus, leermeester van Sextus Empiricus.—5) beroemd geneesheer, die ten tijde van Hadriānus te Rome leefde.

< >