Woordenboek der Grieksche en Romeinsche Oudheid

Z.C. de Boer, J.G. Schlimmer (1910)

Gepubliceerd op 18-06-2019

Gallia

betekenis & definitie

Gallia - Γαλατία of Κελτική, het land der Galliërs.

1. Gallia Cisalpīna, dat gedeelte van N. Italia, dat gedeeltelijk door keltische of gallische stammen bewoond werd, die omstreeks 400 door de vruchtbaarheid en het klimaat van Italië waren aangelokt om over de Alpen te trekken en zich in de vlakte van den Po neer te zetten. Het werd onderscheiden in G. Transpadāna en G. Cispadāna. Na eene worsteling van een halve eeuw (240–191) moesten de cisalpijnsche Galliërs, waaronder de Bojers, Insubriërs en Cenomanen de voornaamste stammen waren, zich aan Rome onderwerpen. In 89 kreeg Cispadana, omdat het in den bondgenootenoorlog trouw gebleven was, het rom. burgerrecht door de lex Pompeia van den consul Cn. Pompeius Strabo en werden de steden dus municipia. In 49 viel door eene lex Iulia van C. Julius Caesar hetzelfde aan Transpadana te beurt. Niettemin bleef Cisalpina tot in 43 provincie en had men dus het vreemde verschijnsel van eene provincie, bevolkt met rom. burgers. Augustus voegde Cisalpina met Liguria, het land der Veneters, Histria en de italiaansche Alpenhellingen bij Italia en vormde er de 8ste, 9de, 10de en 11de regio uit.—2) Gallia Transalpīna, tusschen de Alpen, den Rijn, den Oceaan en de Pyrenaeën. Het Z.O. gedeelte, ten N. van den sinus Gallicus, werd reeds in 122 tot provincie gemaakt onder den naam Gallia Narbonensis, naar de hoofdstad Narbo Martius, thans Narbonne, de eerste rom. kolonie buiten Italië. Dit gedeelte wordt ook wel kortweg Gallia provincia geheeten, waaruit de naam Provence is ontstaan. Het overige gedeelte van Transalpina, door Caesar onderworpen, werd onderscheiden in: Aquitania in het Z.W., Gallia propria, ook wel Gallia Celtica geheeten en Belgica. Onder Augustus werd eene nieuwe indeeling in 4 provinciën tot stand gebracht: 1 Narbonensis, 2 Aquitania (z.a.), dat aanmerkelijk werd uitgebreid, 3 Lugdunensis, naar de hoofdstad Lugdūnum, thans Lyon, 4 Belgica, dat ook naar het Z.O. werd vergroot, met Durocortōrum, thans Rheims, tot hoofdplaats. Verder werd, na de terugroeping van Germanicus in 17 n. Chr., eene strook lands op den linker Rijnoever van een eind boven Argentorātum (Straatsburg) tot aan zee als militaire grens van Gallia gescheiden en tot twee provinciën gevormd: Germania superior, met Mogontiācum (Mainz), en Germ. inferior, met Colonia Agrippīna (Keulen) tot hoofdstad. De naam Germania werd gegeven, omdat deze strook bijna geheel met germaansche stammen bevolkt was, die in verschillende tijdperken over den Rijn waren gestoken en zich in Gallia hadden genesteld. Na Constantijn vindt men eene geheel andere verdeeling in 17 provinciën.—Het aantal volkjes en stammen in Gallia was zeer groot; tot de hoofdvolken behoorden de Volcae, de Arverni, de Aedui, de Sequani, de Helvetii, de Bituriges, de Aulerci.—3) Gallia braccāta is een bijnaam voor G. Narbonensis, omdat de inwoners daar lange broeken droegen, welke dracht den Rom. vreemd was.—4) Gallia comāta = Transalpina, omdat de bewoners de haren lang droegen.—5) Gallia togāta = Cisalpina, sedert de inwoners als rom. burgers de toga mochten dragen.