Woordenboek der Grieksche en Romeinsche Oudheid

Z.C. de Boer, J.G. Schlimmer (1910)

Gepubliceerd op 18-06-2019

Comitia

betekenis & definitie

Comitia - zijn vergaderingen, waar het romeinsche volk, na het waarnemen der auspicia, volgens een zijner politieke indeelingen bijeenkwam en waar een stemming plaats had. Het recht zulke vergaderingen samen te roepen en te leiden (ius agendi cum populo) kwam, behalve bij de com. curiata calata, alleen toe aan de hoogere overheidspersonen.

Comitia curiata calata zijn volksvergaderingen, die vroeger door den koning, later door den pontifex maximus werden bijeengeroepen (calare) tot zekere sacrale handelingen, waarbij de tegenwoordigheid van het volk voldoende was en geene stemming plaats had. Ze kwamen bijeen voor de Curia Calabra op het Capitool, en werden in de oudste tijden gehouden tot inauguratie van den koning, de flamines en later van den rex sacrificus, tot het maken van testamenten (testamentum comitiis calatis factum), bij arrogatio uithoofde der detestatio sacrorum, tot afkondiging van den feestkalender, bij de transitio in plebem, enz.
Comitia curiata waren de oudste soort van volksvergadering op het gebied van wetgeving en verkiezing. Men stemde er naar curiën, zoodat er 30 stemmen werden uitgebracht. Toen de wetgevende macht op de centuriaatcomitiën was overgegaan, werd toch aan de magistraten, die het noodig hadden, het imperium door eene curiaatvergadering verleend (lex curiata de imperio).
Comitia centuriata waren die, waarin het volk naar classes en centuriae stemde. Zie centuria. Het kwam dus op den census aan, niet op geboorte. Elke centurie bracht ééne stem uit, er waren derhalve 193 stemmen. Waren de 80 centuriën der eerste klasse en de 18 riddercenturiën eenstemmig, dan behoefde reeds de tweede klasse niet meer ter stemming te worden opgeroepen.

De centuriaatcomitiën worden bijeengeroepen in de eerste plaats voor de verkiezing der hoogere ambtenaren, in de tweede plaats voor de wetgeving; deze ging echter in den loop der tijden gedeeltelijk op de comitia tributa, gedeeltelijk op het concilium plebis over. Consuls brachten hun wetsvoorstellen steeds (behalve als ze in de oppositie waren) ex auctoritate senatus voor de com. cent. Twee bevoegdheden van wetgevenden aard bleven uitsluitend aan de c. centuriata voorbehouden: 1º. het recht om oorlog te verklaren (lex de bello indicendo), 2º. het recht om aan de censores na hun benoeming de potestas te verleenen (lex de censoria potestate). Ook hadden zij de rechtspraak in lijfstraffelijke zaken, die haar echter sedert 149 door de quaestiones perpetuae meer en meer werd onttrokken.—Op een niet juist bekend tijdstip, vermoedelijk tusschen 241 en 218, had er eene samensmelting der centuriën en der tribus plaats. Volgens de meest aangenomen gissing werden de burgers van elke tribus naar hunnen census en hun leeftijd in 10 centuriën gesplitst, van elke klasse een cent. seniores boven 45 jaar, en een cent. iuniores van 17–45 jaar.

Dit gaf voor de 35 tribus 350 centuriën, 70 in elke klasse. Wanneer men daarbij 18 c. ridders, 2 c. werklieden, 2 c. muzikanten en 1 c. proletariërs voegt, krijgt men een totaal van 373 centuriën en even zooveel stemmen. Zelfs bij volkomen eenstemmigheid moest dan na de stemming der eerste klasse en der ridders niet slechts de tweede klasse, maar na deze ook nog de derde ter stemming worden opgeroepen, om eene volstrekte meerderheid te verkrijgen. Anderen geven weer
andere oplossingen aan de hand, die allen hierop gebaseerd zijn, dat volgens Cicero het aantal stemmen steeds 193 gebleven was. Alleen zeker is dat de eerste classis in elke tribus in een centuria seniorum en een c. iuniorum gesplitst was.
Comitia tributa. Zuivere tribuutcomitiën zijn die, waarin alle stemgerechtigde burgers tributim kunnen stemmen en elke tribus ééne stem uitbrengt. Over de tribuutvergaderingen der plebs onder voorzitterschap harer tribunen, zie men het artikel concilia plebis. Op het voetspoor der volkstribunen maakten ook andere overheden van de gelegenheid gebruik, het volk tributim op te roepen, omdat de tribuutvergaderingen, althans in den beginne, aan geene auspiciën gebonden waren en dus minder omslag vereischten. De lex Aternia Tarpeia droeg in 454 aan deze comitia de rechtspraak op in boetezaken boven een zeker bedrag.

In 447 werd hun de verkiezing der magistratus minores opgedragen. De eerste wet in comitiis tributis aangenomen was de lex de vicesima manumissionum, waarover de consul Cn. Manlius, in het kamp voor Sutrium, het leger tribusgewijze liet stemmen (Zie lex Manlia). Wetten van politieken aard zijn er overigens in de com. trib. slechts weinig voorgesteld en aangenomen. Het meest bekend zijn de leges tributae praetoriae, wetten tot regeling van het privaatrecht, die ex auctoritate senatus door den praetor urbanus werden ingediend.

De lex Domitia, 104, bracht ook de verkiezing der priester-collegiën aan de tribus, doch op dezen voet, dat door het lot 17 (minor pars) van de 35 tribus zouden worden aangewezen voor de stemming, en dat de door haar gekozenen door het collegie moesten worden gecoöpteerd. Dit zijn de comitia sacerdotum.

< >