Woordenboek der Grieksche en Romeinsche Oudheid

Z.C. de Boer, J.G. Schlimmer (1910)

Gepubliceerd op 18-06-2019

Cacus

betekenis & definitie

Cacus - zoon van Vulcanus, een vuurspuwende reus, die in een hol van den Aventijnschen berg woonde en de omstreken door roof en moord teisterde. Toen Hercules met de runderen van Geryon daar aangekomen en van vermoeidheid in slaap gevallen was, ontstal Cacus hem eenige runderen, die hij, om den eigenaar het spoor bijster te maken, achterwaarts in zijn hol dreef. Toch ontdekte Hercules hun verblijfplaats, hetzij doordat hij ze in het voorbijgaan binnen hoorde loeien, hetzij door verraad van Caca, de zuster van Cacus, die liefde voor den vreemdeling had opgevat.

Na een verschrikkelijk gevecht versloeg hij den roover. Uit dankbaarheid richtte koning Euander van Pallantium, die veel van Cacus te lijden had gehad, een altaar voor den held op, en zoo ontstond de dienst van Hercules, die later door de Romeinen overgenomen werd en aan de zorg van de Potitii en Pinarii toevertrouwd was. Z.

Caca.