Woordenboek der Grieksche en Romeinsche Oudheid

Z.C. de Boer, J.G. Schlimmer (1910)

Gepubliceerd op 18-06-2019

Astraeus

betekenis & definitie

Astraeus - Ἀστραῖος, zoon van Crīus en Eurybia, echtgenoot van Eos, vader der winden en sterren.

Ἀστράγαλοι, dobbelsteenen met vier vlakke zijden en aan twee kanten rond. De vlakke zijden waren met oogen gemerkt, zoodat 1 en 6, 3 en 4 tegenover elkander stonden. Men wierp met vier steenen; de beste worp, wanneer 1, 3, 4 en 6 boven lagen, heette Ἀφροδίτη, Μίδας, Ἡρακλῆς, de slechtste, wanneer alle vier éénen boven lagen, heette κύων. Zie Alea.
Ἀστυνόμοι, overheidspersonen die te zorgen hadden voor politie, straatreiniging, handhaving der bouwverordeningen, enz. Te Athene waren er tien, vijf voor de stad en vijf voor den Piraeus. Ze komen sinds de 4de eeuw voor.—Ook bijnaam van verschillende goden als beschermers der steden.