Gepubliceerd op 14-09-2017

Ekklesia

betekenis & definitie

Ekklesia - Volksvergadering in Athene. In de meeste staten van de Griekse wereld bestond een volksvergadering (onder verschillende benamingen als b.v. Apella, Agora, Heliaia) waarvan de bevoegdheid en frequentie van optreden wel verschilden, afhankelijk van of het een monarchie, een oligarchie of een democratie was. In Athene kreeg de Ekklesia na Solon, doch vooral na de hervorming van Kleisthenes een belangrijke en uitgebreide bevoegdheid, die zij noodgedwongen aan de Boulè of aan hogere ambtenaren delegeerde. De Ekklesia was de vergadering en de vergaderplaats van de opgeroepenen uit het volk. Vóór de doorbraak van de democratie bestond ze uit een aantal burgers, die opgeroepen werden om twistpunten, gerezen tussen de adel of aristocraten en het volk, te beslechten. Met de invoering van de democratie was de Ekklesia de vergadering van het gehele volk, aangezien alle meerderjarige burgers er deel van mochten uitmaken. Haar organisatie diende als model voor de andere Griekse democratische staten.

In de Atheense Ekklesia waren alle mannelijke vrijgeboren burgers in de gelegenheid de vergaderingen bij te wonen en te stemmen vanaf hun meerderjarigheid, hetgeen in de praktijk neerkwam op 20-jarige leeftijd, want van 18 tot 20 jaar deden zij als efeben dienst in de kazernes. Daarbij verschenen de meeste burgers niet op de vergaderingen, want zij woonden verspreid over Attika en konden hun gewone bezigheden niet altijd verlaten. Hierin kwam wel enige verandering, zodra een vergoeding voor hun aanwezigheid werd uitgekeerd (zie Misthos ekklesiastikos), eerst drie, later zes obolen.

Er waren vier gewone vergaderingen per prytaneia met officieel vastgelegde volgorde; zo nodig en op verzoek van de strategoi konden er buitengewone vergaderingen gehouden worden.

Men vergaderde daarbij niet altijd op dezelfde plaats, zo o.a. op de Pnyx, een rotshelling ten westen van de Areopagos, de gewone vergaderplaats, wanneer er geen reden was om elders naartoe te gaan; op de Agora, wanneer er minstens 6000 aanwezigen moesten zijn (zie Ostrakismos), later ook in het theater van Dionysos bij de Piraeushaven, dicht bij het arsenaal van de vloot, ter bespreking van een dagorde in verband met scheepsbouw en vloot.

De stemming gebeurde met opgeheven hand (cheirotonia), ofwel bij een geheime stemming door het indienen van stemplaatjes (psèphophoria). In dit laatste geval kreeg iedereen twee bronzen plaatjes, een effen (betekende ‘ja’) en een doorboord (betekende ‘neen’). De eenvoudige meerderheid besliste. In het bijzondere geval van stemming voor een ostrakismos moest op een scherf, ostrakon, de naam gekrast worden van de burger, die men voor een tijd uit Athene wilde verwijderen.

De bevoegdheid van de Ekklesia

De uitnodiging tot de vergadering en het opmaken van de dagorde waren de taken van de Boulè, die ervoor moest zorgen dat het viermaal per prytaneia gebeurde. De voorzitter van de volksvergadering was aanvankelijk de epistates van de prytaneis, die op die dag in functie was; de andere prytaneis of proëdroi moesten voor het gunstig verloop en de orde zorgen. In de 4e eeuw v.C. was dit de voorzitter van de proëdroi.

De bevoegdheid van de Ekklesia strekte zich uit over alle zaken, die betrekking hadden op het bestuur en de eer van de Atheense staat en de burgers, en die voldoende gewichtig waren om door het volk beslist te worden.

Politiek: het volk koos de magistraten en zorgde voor de maandelijkse controle van de magistraten.

Juridisch: het volk voerde de processen, nomothesia, graphè para nomoon, probolè en eisangelia.

Militair: het volk had het laatste woord bij het verklaren van de oorlog, het sluiten van de vrede, het aangaan van bondgenootschappen en het bekrachtigen van verdragen; het volk moest zijn instemming betuigen met de mobilisatie, de uitrusting en de hulpmiddelen van de soldaten; het ontving de mededelingen van de strategen en bepaalde het lot van de overwonnenen; het volk benoemde zijn gezanten in de vreemde staten en aanhoorde tijdens zijn vergaderingen de voorstellen en de vragen van de gezanten uit den vreemde; openbare diplomatie en buitenlandse politiek werden door de Ekklesia geregeld.

Financieel: het volk bepaalde de diataxis, voerde nieuwe belastingen in, b.v. eisphora, deed een beroep op rijke geldschieters (zie Epidosis); het volk stemde in de Ekklesia wetten op in- en uitvoer, bekrachtigde tolrechten, nam maatregelen inzake munten, maten en gewichten; daarbij was het volk ook bevoegd om aan de verdienstelijke burgers beloningen en eerbewijzen toe te kennen.

Godsdienst: alleen het volk kon nieuwe erediensten en feesten toestaan en organiseren, of de treurplechtigheden regelen.

De bevoegdheid van de Ekklesia was zeer uitgebreid en alleen begrensd door de grondwet, het geheel van nomoi, die onveranderd moest blijven.

De volksdecreten, psèphismata, konden wel ongedaan gemaakt worden of gewijzigd. Voor een noodzakelijke wijziging van de grondwet was een strenge procedure vereist na een bijzondere voorstudie van deskundigen.