Gepubliceerd op 12-09-2017

Comitia tributa

betekenis & definitie

Comitia tributa - Volksvergaderingen te Rome met wetgevende, kies- en rechterlijke bevoegdheid, geordend op basis van de territoriale tribus.

De eerste secessio plebis op de heilige berg in 494 v.C. gaf aan de plebs het recht eigen leiders en vergaderingen (zie Concilia plebis) te hebben ingevolge een lex Sacrata. Waarschijnlijk waren deze eerste vergaderingen gegroepeerd op basis van de oude curia. Vanaf 471 v.C. hadden ze plaats op grondslag van de territoriale tribus. Slechts een deel van het volk, nl. de plebs, was hierbij betrokken. Daaruit volgt dat de hier genomen beslissingen slechts voor de plebejers bindend waren, en dat deze vergaderingen, als niet-volwaardige verenigingen van het hele volk inauspicato plaatsgrijpen. Zie Auspicia.

Naar analogie van deze concilia plebis riepen de patricische magistraten, na de afkondiging van de XII Tabularum Leges, ook het hele volk tributim samen, omdat zij minder beslag eisten dan de comitia auspicata. Deze vergaderingen van het hele volk waren de comitia tributa. Het verschil met de concilia plebis lag hierin dat deze laatste een magistratus plebis, de eerste een magistratus populi als leider en voorzitter hadden en dat haar beslissingen bindend waren voor het gehele volk. Het streven van de plebs tot gelijkwaardigheid van hun concilia met de comitia tributa wordt bekroond ingevolge de lex Hortensia van 287 v.C.

Na de gelijkschakeling van de comitia tributa en de concilia plebis, werd de tributa de wetgevende instantie bij uitstek in Rome, behoudens de uitzonderingen voorbehouden aan de comitia centuriata. Zij verwierven tegelijkertijd de keuze van magistratus minores, van de volkstribunen en volksaedilen, alsmede in de comitia tributa sacerdotum de verkiezing van de priesters. Maar sinds de 2e eeuw v.C. verminderde deze kiesbevoegdheid van het volk in het voordeel van de magistraten, die door de benoeming van legaten meer en meer vat kregen op de beambten. Tijdens het principaat zou zelfs het volk de verkiezingsbevoegd- heid totaal verliezen.

De lex Aternia Tarpeia van 454 v.C. zou, althans volgens de traditie, het recht om boeten op te leggen en goederen in beslag te nemen, aan de magistraten verleend, aan een maximumgrens onderworpen hebben. Werd deze grens overschreden, dan kon een beroep gedaan worden op het volk. Magistraten die deze grens wensten te overschrijden, dienden aldus de aanklachten onmiddellijk in bij de comitia tributa. Geleidelijk echter zou het volk deze rechterlijke bevoegdheid overlaten aan gelegenheidsrechtbanken, waarvan de leden door de comitia aangewezen waren en de magistraatvoorzitter door de senaat benoemd werd. Zie Quaestiones extraordinariae, Quaestiones perpetuae.