vm. Ned. gemeente in de prov.
Utrecht. ïn de 9e eeuw een handelssteunpunt van de Friezen (Fresionowuuic. Friezenwijk). Door het graven van de → Vaartse Rijn (11e-14e eeuw) met als sluitstuk 1373 de doortrekking naar de Lekdijk en de bouw van een schutsluis (de Oude Sluis) verloor de oorspronkelijke nederzetting op de Wierse rug haar betekenis; de economische bedrijvigheid verplaatste zich naar de sluis, waar De Vaart, zoals Vreeswijk tot in de 19e eeuw genoemd werd. tot bloei kwam. Ter bescherming van de sluis stichtte Utrecht 1373 er een blokhuis, de Gildenborch, dat 1482 tijdens de strijd tussen bisschop David van Bourgondië en de stad Utrecht verwoest werd. Tot de 16e eeuw werd het bestuur over Vreeswijk uitgeoefend door de heren van Vianen namens de Utrechtse bisschop. Toen deze 1528 zijn wereldlijke macht aan Karel v moest afstaan, oefenden de Staten van Utrecht het bestuur uit tot zij 1582 het gezag over Vreeswijk aan de stad Utrecht schonken (tot 1795).
Door de GW-1848 en de Gemeentewet 1851 kwam een eigen gemeentebestuur tot stand. Door haar strategische ligging bij een belangrijke scheepvaartroute is Vreeswijk veelvuldig betrokken geweest bij gevechtshandelingen: 1403 platgebrand door Jan van Arkel: 1511 door Floris van Egmond. heer van IJsselstein: 1585 doorstond het een aanval van de Spanjaarden; 1672-74 bezet door de Fransen. Door de opening van de Prinses Beatrix-Sluis (193S). die te ver van het centrum af lag. dreigde Vreeswijk een dood stadje te worden. Na de Tweede Wereldoorlog ontstond nieuwe bloei door het aantrekken van industrieën en van inwoners uit de stad Utrecht.Door deze nieuwe ontwikkeling kwam aan de gemeentelijke zelfstandigheid een eind: bij de wet van 15.3.1971 werden de gemeenten Jutphaas en Vreeswijk opgeheven en verenigd tot de nieuwe gemeente Nieuwegein.
Litt. W.van de Pas, Gildenborch aan de Vaart (in: Jb. Oud-Utrecht 1949); F.van Zutphen en J.G.M.Boon, Vreeswijk aan de Lek (1964); J.G.M.Boon, Vreeswijk voorheen (2e dr. 1974).