Ned. wis- en natuurkundige, *1854 Amsterdam, ✝ 4.8.1917 Amsterdam. Schreef 1881 een brochure voor algemeen kiesrecht; publiceerde 1882 in Vragen des tijds enkele artikelen, waarin hij het humanisme tegenover godsgeloof en godsdienst plaatste; nam het op voor Büchler, leraar aan de hbs te Zwolle, die van minister Heemskerk een waarschuwing kreeg n.a.v. zijn activiteit voor de vrije gedachte en voor Dr.H.C.Muller, die door de curatoren van de Amsterdamse universiteit voor de keuze werd gesteld in het openbaar te zwijgen of ontslag te krijgen.
Op de Algemene Vergadering van leraren mo stelde Frowein een motie voor waarin afkeuring hierover werd uitgesproken. Toen 1885 de hbs te Goes, waar hij leraar was, werd opgeheven, deelde het ministerie hem mee, dat hij geen nieuwe betrekking zou krijgen, indien hij genoemde motie niet introk. hetgeen Frowein weigerde. Prof. van *t Hoff was echter bereid hem als assistent aan te nemen en zo kon hij 1887 promoveren. Werd benoemd aan het gymnasium te Sneek, waar men zich niet aan het Haagse besluit stoorde. Evenmin deed dit de commandant van het Kon. Instituut van de Marine te Den Helder, waar Frowein enige jaren later werd benoemd. Moeilijkheden in zijn huiselijk leven deden hem 1901 Den Helder verlaten. waarna hij zich te Amsterdam als privaat-docent vestigde.Litt. P.J.Meertens, Dr.P.C.F.Frowein (in: Mededelingenbl. Soc. hist. Studiekring., 1963).