Belg. historicus en politicus. *11.5.1847 Frasen (Aarlen), ✝ 4.1.1916 Asse. Vanaf 1871 hoogleraar te Luik.
Zijn katholieke overtuiging drukte een stempel op een groot deel van zijn werk: legde in België de basis van de geschiedschrijving op wetenschappelijke grondslag: gaf belangrijke studies uit over de vroege Middeleeuwen, meer speciaal over de Frankische periode en over de Luikse stadsgeschiedenis: stichtte 1899 de Archives belges; beoefende de toponymie (plaatsnaamkunde), een nieuwe hulpwetenschap, die van hem de naam en de eerste toepassing kreeg; toonde zich in de politiek een belangrijke animator van de christen-democratie. Werken: Les origines de la dvilisation moderne (1886). Histoire poêtique des Méróvihgiens (1893), l’origine de la fronttere linguistique en Belg. (1895-98). Notger de Liège (1905). La citê de Liège au moyen-age (1910), Études franques (1920).Litt. E.Striefler. G.Kurth, ein Grenzlandschicksal (1941): X.Michaëlis. G.Kurth (1961).