(Fr. Lauwerssé) Tot de afsluiting in mei 1969 een deel van de Waddenzee, tussen Friesland en Groningen, opp. 9000 ha.
Na 1970 belangrijk als boezem-, recreatie-, natuur- en landbouwgebied, met aanspraken van Defensie. Afsluiting en inpoldering Hoewel er sedert de 17e eeuw verschillende plannen tot afsluiting waren opgesteld en gepubliceerd, duurde het tot 10 juni 1960 voordat de Nederlandse regering besloot tot inpoldering over te gaan. Daaraan waren de instelling van de dienst Lauwerszeewerken, als onderdeel van de directie Landaanwinning van Rijkswaterstaat (1955) en een aantal demonstraties en acties van Friezen en Groningers voorafgegaan.
Onder het motto „De Lauwerssé moat ticht” belegde het „Aksjekomité Lauwerssé”, waarin vooral de Fr. Biweging vertegenwoordigd was, demonstratieve vergaderingen en verzamelde 135.192 handtekeningen voor een spoedige afsluiting, die 29-12-1959 aan de minister van Verkeer en Waterstaat werden aangeboden.
Het in de jaren ’60 uitgevoerde afsluitings- en inpolderingsplan dateert van 1958. Het voorzag in het leggen van een 13 km lange dijk tussen Groningen en Frl. en het gedeeltelijk droogmaken van het ingesloten gebied.
Met de afsluiting werd o.m. beoogd, de waterhuishouding van een groot deel van Groningen en Frl. te verbeteren. Belangrijk was ook, dat de noodzaak verviel, de 32 km lange dijk rond de Lauwerszee tot deltahoogte te verhogen.De eigenlijke werkzaamheden begonnen in 1961 met het maken van een werkhaven in het Bootsgat nabij Oostmahorn. Een jaar later werd het werkeiland Lauwersoog aangelegd, midden in de monding van de Lauwerszee. Op deze plaats werden de uitwateringssluizen (3 groepen van elk 4 kokers, totale doorstroombreedte 120 m, drempeldiepte N.A.P. —5 m) en de schutsluis (lengte 65 m, drempeldiepte N.A.P. —4,5 m) gebouwd. Deze kwamen in 1967 gereed.
In 1963 werd begonnen met het leggen van de afsluitdijk. Dit werk vond zijn bekroning in het invaren van de laatste van de 25 betonnen caissons in het overgebleven sluitgat van 900 m, op 23-5-1969.
Lit: C. van der Burgt en P. Terpstra, De Lauwerszee is dicht (1969).
Inrichting Bij het maken van inrichtingsplannen voor het ingepolderde gebied is rekening gehouden met de verschillende eigenschappen en kwaliteiten van het gebied. Zo zijn grote delen gereserveerd voor de recreatie. Een deel van de Marnewaard is bestemd voor militaire oefeningen, terwijl in de Kollumerwaard een schietterrein is geprojecteerd waartegen in 1974-’75 protesten kwamen. In de Marnewaard zijn terreinen bestemd voor proefnemingen ten behoeve van milieubeheer, bosbouw en recreatie.
Het gebied buiten de kaden wordt voor een groot deel ingenomen door het Lauwersmeer, dat behalve als boezemmeer ook van belang is voor de watersport. Het hele gebied is een waardevol natuurgebied, terwijl met name in het zuiden grote delen ten dienste komen van de landbouw. Globaal is de verdeling van de grond naar bestemming als volgt:
Niet bekaad natuurgebied 4000 ha
a. water 2000 ha
b. land 2000 ha Bekaad gebied
(met landschappelijke waarde) 3200 ha
a. recreatie: bos 400 ha
overige terreinen 300 ha
b. militair oefenterrein met recreatie
bos 650 ha andere of geen begroeiing 1850 ha Bekaad Agrarisch Gebied 1400 ha Bekaad Proefgebied 400 ha Totaal ca. 9000 ha De afsluitingswerken werden in 1972 in beheer overgenomen van het Rijk door de provincies Groningen en Friesland.