Gepubliceerd op 21-01-2020

JASKER

betekenis & definitie

(ook Tjasker) Eenvoudigste type windwatermolen, dat een kleine oppervlakte (jaskerkrite) bemaalt. Bestaat uit een schuin opgestelde houten as met aan het boveneinde het wiekenkruis en naar beneden voorzien van een houten schroefgang van twee bladen.

Deze schroefgang is geheel omtimmerd, waardoor een koker of ton ontstaat. Men onderscheidt paal- en bokjasker.

De jasker werd bij de veenderijen ook in Overijssel en Drenthe gebruikt. In Friesland staat thans een jasker te Augustinusga (voorheen Rijperkerk en daarvóór Blessum), ’t Heidenschap, Allingawier (Izeren Kou) en De Deelen.De twee laatste zijn nieuw en vervaardigd door molenmaker R. W. Dijkstra te Giethoorn, die ook (1915) die in ’t Heidenschap bouwde. Verder buiten Friesland: Weerribben bij Oldemarkt (nieuw), Giethoorn (nieuw), De Wieden (hersteld) en Openluchtmuseum Arnhem (tot 1928 Wouterswoude). In 1974 besloot de raad van Bolsward tot bouw van een jasker ter plaatse. Begin 1975 liet Staatsbosbeheer een jasker bouwen bij Valom. Lit.: Molens van Friesland (1971, is: 1972).