Gepubliceerd op 21-01-2020

DECONFESSIONALISERING

betekenis & definitie

Het opgaan van exclusief Christelijke organisatievormen in meer algemene verhanden, manifesteert zich in politiek, vakbeweging, onderwijs, omroep e.d. In de Nederlandse samenleving speelt de verdeling naar confessie, d.i. naar geloofsbelijdenis: R.K., Protestants (in dit verband meestal Christelijk genoemd) en neutraal/openbaar, een belangrijke rol.

In de jaren 1950-1970 vervagen de grenzen tussen de aldus verdeelde groeperingen („zuilen”). Communicatiemedia, meer vervoersmogelijkheden, groeiende mobiliteit zijn in dit proces belangrijke factoren.

Vooral bij de R.K.-en, vanouds het meest geïsoleerde en aan tradities gebonden deel der bevolking (het Bisschoppelijk mandement dat bv. het lidmaatschap van een aantal niet-Katholieke organisaties aan R.K.-en verbood, is van mei 1954), verliep dit proces snel en radicaal. In Friesland zijn o.m. het succes van de FNP ten koste van de Christendemocratische partijen, het streven naar gevulde algemeenheid binnen het maatschappelijk werk, de fusie tussen Christelijke en neutrale sportbonden voorbeelden.Met name in de politiek is het duidelijk zichtbaar: in 1966 hadden de ARP, CHU en KVP in de Fr. Staten resp. 13, 10 en 4 zetels. In 1974 CDA en GPV 22 en 1.

Deconfessionalisering hoeft theoretisch niet samen te vallen met ontkerkelijking, maar doet dat in feite veelal wel (z. Compendium, Kerkelijk leven). Zie ook Verkiezingen.

< >