Gepubliceerd op 21-01-2020

AARDAPPEL

betekenis & definitie

Naar gebruik kunnen we onderscheiden pootaardappelen, consumptieaardappelen en fabrieksaardappelen. Met name de teelt van pootaardappelen breidt zich, evenals de export, sterk uit.

De Friese pootaardappel is een belangrijk exportartikel geworden: er is een sterke tendens de produktie van consumptieaardappelen in het land van verbruik te concentreren, een ontwikkeling die wordt gestimuleerd door vormen van actieve ontwikkelingshulp. De grote verschillen in grondsoort en klimatologische omstandigheden vragen een apart assortiment aardappelen.

Een oude, succesvolle soort als bijv. de Bintje kan in vele landen niet verbouwd worden wegens de gevoeligheid voor knolziekten van deze soort. Het kweken van nieuwe soorten is hierdoor sterk gestimuleerd.

Een andere factor die het kweken van nieuwe soorten bijzonder in de hand heeft gewerkt, is de nieuwe wet op de kwekersbescherming, in de plaats van het oude kwekersbesluit van 1942. Deze nieuwe wet geeft houders van nieuwe soorten het zg. monopolierecht om zo’n soort zelf of door derden te (doen) vermeerderen en de afzet in eigen hand te houden.In de derde plaats is de aardappelmoeheid een belangrijke stimulans geweest voor de teelt van aardappelmoeheid-resistente soorten. De verregaande mechanisatie bij de verwerking van aardappelen heeft met zich mee gebracht, dat een aantal nieuwe gevoeligheden en kwalen van bepaalde rassen overwonnen moesten worden. Bovengenoemde problemen hebben lange tijd beletselen gevormd voor de uitvoer van aardappelen naar andere dan de EEG-landen, vooral voor de producenten die zich niet op de kweek van nieuwe soorten hebben toegelegd. Van de met deze en meer algemeen bedrijfseconomische factoren geconfronteerde aardappelexporteurs zijn in de jaren ’70 een vrij groot aantal in moeilijkheden gekomen, vooral in de particuliere sector. Coöperaties hebben vele problemen kunnen opvangen door verbreding en versterking via samenwerking. In 1974 werd in Friesland 5.735 ha met aardappelen verbouwd (in 1956 7141) waarvan 3906 ha pootaardappelen, 1342 consumptieaardappelen en 487 fabrieksaardappelen.

In 1974 bestond in de Kleibouwstreek 30 % van de akkerbouwgewassen uit aardappelen, in Z.O.-Friesland 43 %. Rassen Zoals hierboven reeds is vermeld, is met name voor de pootaardappelteelt met het oog op export en nieuwe landbouwmethoden het kweken van nieuwe rassen van groot belang. De Fr. Maatschappij van Landbouw heeft dit gestimuleerd in het kweekbedrijf, aanvankelijk gevestigd te Engelum en later op Ropta onder Metslawier. Succesvolle rassen waren Sirtema (na W.O. II) en Jaerla (de laatste jaren). De ZPC, die een eigen kweekbedrijf in Het Bildt exploiteert, boekte successen met Bea, Irene en Desiree.

Succesvolle particuliere kwekers waren I. H. Bierma (Doré), I. Minkes (Woudster) en H. Hettema (ras Amaryl, resistent tegen aardappelmoeheid, geschikt voor binnenlandse consumptie).

Zie ook Akkerbouw, Landbouw, Poterteelt.