koning van Sipylus in Phrygië, zoon van Tmolus, was de vader van Pelops en Niobe. Hij haalde zich door verschillende misdaden den toorn van Jupiter op den hals, t. w.: bij briezelde ambrozijn en nectar van de tafel der góden, en deelde die lekkernijen onder de menschen uit ; om de alwetendheid der góden eens op de proef te stellen, slachtte hij zijnen zoon Pelops, en hakte het lijk aan stukken, die hij liet braden, welk gebraad hij vervolgens aan de góden opdischte.
Om deze en meer andere dingen werd T. door Jupiter veroordeeld, om in de onderwereld eeuwigdurend door honger en dorst gekweld te worden op eene verschrikkelijke manier: hij werd, namelijk, midden in eenen waterstroom geplaatst, met boomtakken vol rijpe vruchten vlak boven zijn hoofd; maar zoodra hij de hand uitstak om eene vrucht te grijpen, week die uit zijn bereik, zoodra hij de lippen naar liet water bracht om zijnen dorst te lesschen, vlood het water van hem weg.