een rijk burger in Cappodocië, onthaalde de armee en den hofstoet van Xerxes op vorstelijke wijze: en toen Xerxes hem vroeg hoe rijk hij wel was, antwoordde hij: Behalve mjjne landerijen en slaven bezit ik 2000 talenten zilver en 3,993,000 gouden darics (waarde a 9,73 omstreeks 38 miltioen guldens); als ik er nog 7000 bij had, juist 4 millioen. Maar ik heb genoeg aan mijne landerijen en slaven: al dat goud en zilver bied ik u aan.
Xerxes was met dit bewijs van edelmoedigheid zóó ingeiionien, dal hij het aanbod niet aannam, maar aan P. 7000 darics schonk, om zijne 4 millioen vol te maken. Toen P. echter verzocht of van zijne vijf zonen, die voor de armee geprest werden, de oudste te huis mocht blijven, ontstak Xerxes derwijze in woede, dat hij dien oudsten zoon dadelijk ter dood liet brengen: liet lijk werd in twee helften gehakt, én die werden opgehangen aan weerszijden van den weg, welke de armee langs trok.