naam van vijf koningen der Parthen; hun eigenlijke naam is Hradad; zij zijn:
I, regeerde van 182 tot 164 v. Chr., en onderwierp de Marden.
II (139—127 v. Chr.), zag zijn rijk overweldigen door Antiochus VII (Sidetes), werd overwonnen in drie groote veldslagen, verloor Babylon, Seleucia, Ecbatana, en zag zich gedurende eenigen tijd beperkt lot het eigenlijke Parthië; doch het duurde niet lang of, geholpen door de Scythen, overviel hij de Syrische troepen, en hakte die in de pan in eenen veldslag, waarin Antiochus het leven verloor.
III (70—61 v. Chr.), was beurtelings de bondgenoot en de vijand der Romeinen, en verloor het leven als slachtoffer van eene samenzwering zijner twee zonen Mithridates III en Orodes.
IV beklom den troon anno 37 v. Chr., na zijne broeders van kant gemaakt te hebben. Niet onvoorspoedig voerde hij oorlog tegen Marcus Anlonius; doch hij zag zich genoodzaakt voor zijne eigene onderdanen, die tegen hem in opstand kwamen, te vluchten: hij ging hulp zoeken bij de Scythen, met wier bijstand bij Tiridates versloeg, die zich meester gemaakt had van den troon. Vervolgens sloot 1'. vrede met de Romeinen, en gaf aan Augustus degevangenen en de vaandels terug, die veroverd waren op Crassus. In het jaar 13 na Chr. werd P. IV gedood door zijnen zoon Phraataces.
V, een der zonen van Phraates IV, was als gijzelaar te Rome, toen Tiberius hem (55 na Chr.) aan parthische ambassadeurs uitleverde, om onlusten te verwekken tegen Artabanus III. Doch hij stierf, eer hij aan dat plan uitvoering kon geven.