Geographisch- historisch woordenboek

Servaas de Bruin, D. Noothoven van Goor (1869)

Gepubliceerd op 29-11-2021

Johannes Meursius

betekenis & definitie

1) de oude, nederl. philoloog en geschiedschrijver, geb. 1579 te Loosduinen bij 's-Hage, sedert 1610 professor te Leiden, waar hij 1619 onaangenaamheden ondervond als bevriend met Oldenbarneveld; in 1620 in zijn professoraat hersteld, bekleedde hij dat nog 4 jaren,nam toen de vereerende benoeming aan tol historiograaf van Denemarken en prof. der geschiedenis en staatkunde te Soröe, waar hij 20 Sept. 1639 stierf. Behalve zijne vele verdienstelijke uitgaven van grieksche klassieken, gaf hij een Glossarium Graeco-Barbarum, schreef geleerde oudheidkundige verhandelingen, eene geschiedenis van België (Rerum Belgicarum etc.), eene Geschiedenis der Leidsche hoogeschool (1625, welk werk te Rome op den Index gebracht is).

Al de werken van M. zijn compleet uitgegeven door Lami (12 dln. in fol. Florence 1741—63), en opgenomen in den »Thesaurus" van Gronovius en Graevius.2) de jonge, zoon van den vorige, geb. 1613 te Leiden, gest. 1653 in Denemarken, heeft zich insgelijks op het gebied der oudheidkunde als schrijver verdienstelijk gemaakt.

De Eleganlia: lat. serm., die onder den naam van Meursius in ’t licht zijn gegeven, zijn van Chorier (zie CHOBIER).

< >