(vrijheer), geb. 1748 te St. Goar, begon zijne loopbaan als prins-bisschoppelijke regeringsraad te Wurtberg, werd later geheim rijks-referendaris van den keurvorst van Maintz, kwam daardoor in kennis met Jozef II, die zich van hem bediende voor verscheidene zendingen; na diens dood werd A. hofkanselier en minister van het keurvorstendom Maintz.
Hij was op het congres te Rastadt, wilde 1799 eene duitsche landweer oprigten en bekleedde 1802 het voorzitterschap in de rijksdeputatie. Ook onder den nieuwen keurvorst Dalberg en in het groothertogdom Frankfort bleef hij aan hot hoofd van liet ministerie. De verbondene mogendheden droegen hem in 1813 het voorzitterschap op in het bewind ad interim. Daarna trad hij in oostenrijksche dienst en werd tot gezant van den Bondsdag benoemd, doch stierf reeds 8 Januarij 1816.