latijnsch Etruria, grieksch Tyrrhene, heette oudtijds dat gedeelte van Italië, dat ten noorden begrensd werd door de rivier Macra, waardoor het van Ligurië werd gescheiden, terwijl het, ten zuiden begrensd door den Tiber, door deze rivier gescheiden was van Umbrië, de Sabijnen, de Latijnen en het gebied van Rome; de Apennijnen scheidden het van Cisalpijnsch Gallië, en het strekte zich aan de andere zijde uit langs de Tyrrheensche Zee. Aanvankelijk waren de voornaamste steden van E. de volgende 12: Caere, Tarquinii, Veji, Vulsinii, Cortona, Velutonia, Clusium, Perusia, Rusella;, Arretium, VolateiTic en Populonia; later kwamen nog daarbij Florence, Pisa en Lucca.
De bewoners van E. werden genoemd Etrusken, maar waren even goed bekend onder de namen van Tyrrhenen en Tusken ; zij schenen af te stammen van de Pelasgen; ten onrechte hebben sommigen beweerd, dat ze herkomstig waren uit Lydië. In de He eeuw v. Chr. werden ze onderworpen door de Rasenen, die uit Rhetië waren gekomen. Deze stichtten in hun land eenen bond van 12 lucumoniën of steden (de 12 hierboven eerstgenoemde) ; reeds vroeger hadden zij meer in het noorden een dergelijken twaalfstedenbond gesticht, in het stroomgebied van den Padus (tot dien bond behoorden de steden Brixia, Verona, Mantua, Felsina of Bononia, Melpum, Hatria, enz.), en omstreeks 800 v. Chr. werd meer in het zuiden, tusschen den Vulturnus en den Silarus, nog een derde dusdanige twaalfstedenbond door hen gesticht (daartoe behoorden Nola, Vulturnum, Atella, Acerrae, enz.). Deze drie bondgenootschappen vormden geenszins één enkel rijk, en zelfs in eiken bond afzonderlijk werd de band, die tusschen de 12 steden onderling bestond, hoe langer hoe minder hecht. Vulsinii was de gemeenschappelijke hoofdstad van den middelsten bond. Deze drie twaalfstedenbonden hadden lang gebloeid: die in het noorden door den landbouw, de beide andere door zeevaart en koophandel. De weeldezucht, overdaad, verwijfdheid en allerhande ondeugden, die met te groote welvaart onvermijdelijk gepaard gaan, bracht de drie bondgenootschappen ten val. Van 557 tot 521 v. Chr. werd de bond in het noorden verbroken door herhaalde vijandelijke invallen der Galliërs, die slechts enkele steden der Rasenen in het bezit lieten van hare onafhankelijkheid. Aanvangende met het jaar 424 v. Chr. werd de bond in het zuiden insgelijks verbroken door de Samnieten, die zich meester maakten van Vulturnum (Capua). De middelste bond hield zich het langst staande. Bewezen is het, dat een der steden van dezen bond, nl. Tarquinii, aan Rome twee koningen heeft gegeven (Tarquinius Priscus en Tarquinius Superbus); zeker is het ook, dat Porsenna, de lars (of koning) van Clusium, in 507 v. Chr. voor een korten tijd meester werd van Tarquinii, en dat het (485—477 v. Chr.) zijnen ondergang nabij werd gebracht door Veji; maar eindelijk nam Rome de overhand; Veji werd (395 v. Chr.) door de Romeinen veroverd; Falerii, Tarquinii, Caere, werden door hen tot onderwerping gebracht of tot den vrede gedwongen (385—352 v. Chr.). Omstreeks 40 jaren later nam de eerste der drie groote oorlogen eenen aanvang, die de Romeinen te voeren hadden tegen de, eerst met de Samnieten, later met de Galliërs verbondene