philoloog, geb. nabij Padua 26 Aug. 1688, gest. als professor te Padua 4 April 1768, heeft zich beroemd gemaakt door den reeds in 1718 met zijnen leermeester Facciolati begonnen Totius lalinilatis lexicon (4 dln. Padua 1771; 2e druk 1805), na F.'s dood voltooid en uitgebreid door Furlanetto (4 dln.
Padua 1828—31; Appendix 1841), en door Hertel en Voigtlander (4 deelen Schneeberg 1829—33), en later nog door Corradini (Padua 1859 en v.) en door von de Vit (Prato 1858 en v.).