werd 26 Mei 1828 te Neurenberg als verlaten kind aangetroffen met een briefje bij zich, geadresseerd aan een kavallerie-oilicier, en behelzende, dat hij 30 April 1812 geboren was, dat hij den naam van Gaspar droeg, dat hij van jongs afaan in een onderaardsch hol opgesloten had gezelen op water en brood, en dat een onbekende hem van kleederen had voorzien. Overigens wist de 16jarige knaap, die ter nauvvernood spreken kon, niets aangaande zijne herkomst op te geven.
Door de openbare liefdadigheid werd hij bij professor Daumer te Neurenberg besteed, om zijne opvoeding te ontvangen; later werd H. door lord Stanhope ais pleegzoon aangenomen en ter verdere opleiding naar Ansbaeh gezonden, waar hij op een bureau geplaatst werd. Reeds 17 Oct. 1829 was er een moordaanslag op H. beproefd, doch mislukt; 14 Dec. 1833 werd hij in den slottuin te Ansbach door een sluipmoordenaar doodelijk met een dolk getroffen, en stierf drie dagen later, zonder dat men ooit den dader beeft kunnen ontdekken. Achter den sluier des geheims, die over H.'s zestien eerste levensjaren en over zijn uiteinde hangt, liggen ontwijfelbaar zwarte misdaden verborgen van lieden, wier slachtoffer hij was.
