Funerair Lexicon

H.L.Kok (2002)

Gepubliceerd op 31-05-2017

Bekoring van de duivel

betekenis & definitie

Verschillende miniaturen uit de Middeleeuwen tonen ons hoe de stervende omringd was door priesters, verwanten en buren. Was men een kloosterling, dan stonden zijn biddende medebroeders om hem heen. Men geloofde vast dat er nog tijdens het sterven reeds een verbitterde strijd plaatsvond tussen engel en duivel om het bezit van de ziel. Het gehele geloofsleven in de Middeleeuwen was doordrenkt van een sterk geloof aan duivelse machten.

Veel mensen, zelfs bekende theologen, beweerden de duivel persoonlijk te hebben gezien. Van de middeleeuwse monnik Dionysius de Karthuizer wordt verhaald hoe hij regelmatig door de duivel werd bekoord en er zelfs mee vocht. Wanneer de duivel hem er niet toe kon overhalen zijn geloof te verzaken, liet hij hem uit woede zien hoe zijn oude vader in het vagevuur moest lijden. Wanneer Dionysius met een stok naar de duivel slaat, scheldt deze hem uit voor 'taterbek' (Dionysius stotterde). De gehele prediking, vooral die der boetepredikers, was geheel gericht op het sterven en de dood; er ontbrak elke vorm van troost en liefde. Telkens werden aan het gehoor de verschrikkingen van de duivel voorgespiegeld en het vreselijk lijden in de hel, waaraan een ieder blootstond die in zijn leven zondigde. Ook het sterven zelf werd in alle verschrilddngen beschreven en men prentte dit de stervende vooral in door te herinneren aan Lazarus; deze had na zijn herrijzenis, zo vertelde men, niets anders dan gejammer en afgrijzen gehoord en gezien over de dood die hij ondergaan had. En als een rechtvaardige zó moest vrezen, hoe zeer dan wel niet een zondaar?

De stervende werd op zijn doodsbed gekweld door vijf 'bekoringhen des duwels', zoals men zich dit in de vijftiende en zestiende eeuw voorstelde. De eerste kwelling was het tot ongeloof of dwaling brengen van de blijven. Alle verwanten en buren baden daarom luid de 'punten des geloefs', opdat de duivel zou vluchten. Wanneer het geloof van de stervende onwankelbaar bleek, ging de duivel anders te werk; hij probeerde dan de stervende naar zijn zijde over te halen, door hem te laten wanhopen over zijn eigen zonden. De derde manier was door te speculeren op zijn gehechtheid aan aardse goederen. De vierde wijze door hem tot vertwijfeling te brengen over zijn eigen lijden en ten vijfde door de hoogmoed over eigen deugden bij hem aan te wakkeren. Tussen de aanvallen van de duivel door kwam een engel de stervende sterken met troost. Wanneer de stervende berouw toonde, onwankelbaar was in zijn geloof en al het aardse verzaakte, kon hij de hemelse geneugten deelachtig worden. Om de stervende te ondersteunen baden priesters en aanwezigen, hield men de stervende het kruis voor en gaven hem een brandende kaars in de hand.

< >