Frans woordenboek (FR-NL)

Dr. F.P.H. Prick van Wely (1952)

Gepubliceerd op 13-07-2022

Tuer

betekenis & definitie

I. doden; doodschieten, doodslaan; slachten; vermoorden, doen sterven, ombrengen; te niet doen; uitblazen, uitdoen, (uit)doven; vermoeien, vervelen; je suis tué, ik ben kapot; il est à tuer, hij is onuitstaanbaar; tué à l'ennemi, gesneuveld; se faire tuer, de dood zoeken; de dood vinden;

II. se tuer, zich doden, zich van kant maken; gedood, geslacht worden; elkaar doden; zich afbeulen; omkomen [door ongeluk]; se tuer à boire, zich dood drinken; se tuer à le dire, ’t uitentreuren herhalen; se tuer au travail, zich dood werken; on s'y tue, de mensen verdringen elkaar om het te zien.

< >